barend ubbinkweg

barend ubbinkweg

Probleem 11


Short begint en wint. 

Geef zijn eerste drie zetten.

(Short – Timman, Tilburg 1991)






De Torens van Short zijn ijzersterk, de koningsvleugel van  Timman is gatenkaas. Short zou natuurlijk graag 1. Pg5 hebben gespeeld, maar dat kan niet, want na  1. .., Dxg2 is het mat. Ook zou hij graag een pion of een loper op h6 gehad willen hebben.  Maar hij heeft geen Loper en h6 is voor zijn pionnen onbereikbaar. Wat nu?
Het aardige aan het partijloop vind ik dat zo mooi illustreert dat het niet altijd de berekening van twintig zetten diepe varianten zijn die tot de winst leiden. Soms is een plan voldoende. Berekening:
Als ik dit zet en hij dat en ik dan zus of beter zo enz. Een plan: Ik win door dit en dit dat te doen.
Zo’n plan ontstaat natuurlijk op basis van stellingkenmerken. Short zal ook wel gezien hebben dat Timman voorlopig weinig dreigends kan ondernemen. Wat er nu in een hoofd gebeurt zodat je dit geruststellende gegeven kunt koppelen aan een antwoord op de vraag: hoe compenseer ik het gemis van een pion op h6 , is mij onduidelijk. ’t Is een kwestie van inzicht en creativiteit natuurlijk, maar hoe werkt dat nu weer. In de partij geschiedde:

  1. Kg3!, Tce8;  2. Kf4! (in feite speelt Short nu zonder tegenstander: Timmans zetten doen er niet toe), 2. .., Lc8;  3. Kg5!  En Timman gaf op - Prachtig!

Probleem 10

Het probleem van 16 februari 2015


Zwart begint en wint.  
(Nietsche – Factor,  Chicago 1921)







Het Paard op e5 staat daar, omdat Zwart het een zet eerder, toen het nog op f3 stond, aanviel met g4. De zet Pf3–e5is natuurlijk heel verleidelijk (ik zou hem zelf gespeeld kunnen hebben, want van het terugzetten van het Paard op de onderste rij zou ik niet vrolijk worden. Dan liever naar voren met tenminste nog een klein dreiginkje) ). Maar juist dat had  Nietsche aan het denken moeten zetten: als die Ravensteijn hem speelt, zal er wel een luchtje aan zitten. En dat zit er ook. Het is een kamikazezet. Want wat is er aan de hand?
Factor heeft een machtige Loper die de diagonaal a6 – f1 beheerst.. Op de Koningsvleugel rukken twee pionnen, ondersteund door Dame en Paard, vervaarlijk op, maar dodelijk is dat nog niet. Factor zal er materiaal bij moeten halen; Tg8 bijvoorbeeld. En kan Lf8 nog iets betekenen?  Ja, als pion d4 er niet stond, zou je middels 1. .., Lc5+ de Koning van Wit naar h2 verdrijven en in de armen van de vijandelijke troepen jagen. Als dat niet mat loopt, mag ik Nietsche heten. Pion d4 moet daar dus weg en dankzij het Paard op e5 is dat een koud kunstje.  1. .., Dxe5 (ruimen); 2. dxe5, Lc5+ (jagen); 3. Kh2, g3+ (magneet); 4. Kh3, Lc8 mat).   


Moraal van dit verhaal: de aanval is niet altijd de beste verdediging. Nietsche had dus Pe1 moeten spelen.

Probleem 9


Het probleem van 2 februari 2015

(Schanaposchnikow – Strekalowski) 

(Leningrad 1953)
  

                                 
Wit begint en wint (want maakt er mat van).


Hoewel Zwart de Dame van Wit aanvalt en hoewel hij ook nog dreigt  met c4 een kwaliteit te winnen, staan zijn stukken vrij beroerd. Alles wat er op de c-lijn staat, kan niet zetten, de Loper op f6 boft dat er een Dame voor zijn neus staat, maar als ze een stapje opzij doet staat ie toch voornamelijk een eigen Toren in de rug te kijken. Alleen via de h-lijn dreigt Zwart lastig te worden.
En wat heeft Wit dan? Tja.  Wit heeft in ieder geval een Loper die op de witte velden rondom de Koning is gericht. Verder heeft ie een Paard dat in één zet aan het strijdgewoel kan deelnemen., een Dame die, mits Schnanap. haar niet in laat staan, via b8 of  e8 de achterste rij bezetten kan en tot slot nog een Toren die zowel in voor- als zijwaartse richting uit de voeten kan. Dat het Wit wordt die mat gaat geven, is dus niet zo verwonderlijk. De vraag is dus: hoe?
Het antwoord: door te profiteren van voorkennis. We weten dat het mat moet worden en om dat te realiseren, moet Wit dwingende zetten doen, dus schaakjes geven. Hiertoe heeft Wit twee mogelijkheden. Omdat je geen Schnanap hoeft te zijn om in te zien dat 1. Dxf6+ nergens toe leidtblijft er alleen een Paardzet over. Geven we schaak met 1. Pxf5 of met 1. Pxh5? Natuurlijk met 1. Pxf5, want zo bestrijken we het vluchtveld h6. Dan zijn er twee mogelijkheden: de pion slaat of de Koning wijkt naar f8. Wijkt de Koning, 1. .., Kf8;  dan volgt: 2. Db8+ en de Dame slaat alle stukken die Zwart ertussen kan plaatsen om met, naar keuze,  4. Dxd8 of 4. Txd8 mat te zetten. Aannemelijk is dus dat de Koning niet wijkt.
Dan krijgen we: 1. Pxf5+, gxf5; (en nu is de g-lijn geopend, dus:) 2. Tg3+;  (na 2. .., Kh8 volgt 3. De8# en na 2. .., Kh6; 3.Dxf6#)  2…Kf8:
En nu leiden er twee wegen naar Rome. De eerste werd door de clubleden, solo of in teamverband, gevonden.
3. Dd6+, Le7; 4. Db8+, Pc8; 5. Dxc8+, Ld8; 6. Dxd8#.
Schanaposchnikow deed het wat artistieker en maakte daarbij gebruik van zijn machtige Loper op b3,
3. Tg8+, Kxg8; 4. De8+,  Kg7; 5. Dxf7+, Kh6; 6. Dxf6#.

Oplosklassement:
  1. EricL                          7 punten
  2. EricV + Joop               4 punten
  3. Joke + Fred                 3 punten
  4. Albert + Henk,           2 punten

Probleem 8

Het probleem van 26 januari 2015

 (Stephenson – Bain, Engeland 1962)


Wit begint en maakt er mat van.






Wat natuurlijk meteen opvalt, als je even naar de stelling kijkt, dat zijn de mooie open lijnen waarop de witte Torens staan. Kijken we even langer, dan valt op dat Zwart eigenlijk maar één verdediger heeft: de Dame. En die is met veel taken belast: de bescherming van de pion op e6 en de velden d8, f8 en g7.  Het zal duidelijk zijn dat dit voor een vrouw-alleen teveel van het goede is. Dan is het ook duidelijk dat die Dame van het veld e7 moet worden gelokt of gejaagd.  Op de club deed men dat met 1. Dc5  en dat is terecht. Wat Zwart hierna nog speelt, doet nauwelijks ter zake. Linksom, rechtsom, door het midden; het is in een paar zetten mat. In de partij waaraan deze opgave ontleent is, ging het anders. Stephenson zag dat hij, als hij de pion op e6 zou kunnen slaan, mat op g7 dreigde en dat dit mat alleen kan worden opgeheven als de Dame op de 7de rij staat.  Maar als ze op de 7de rij staat, staat ze niet op 8ste . En zo kwam hij tot de volgende, uiterst elegante matvoering.

  1. Td8+, Dxd8 (eerste geval van weglokken); 2. Dxe5, Dd7;  Mooi, die Toren zijn we kwijt. Zijn we daar iets mee opgeschoten?  Toch wel: ze verdedigt veld f8 niet meer.
Maar dat wordt toch door de zwarte Koning verdedigd?  Zeker! En daarom moet die ook worden weggelokt. Stephenson deed dat op de volgende elegante wijze:
  1. Dh8+, Kxh8; 4. Tf8 ++.  Wat kan schaken toch eenvoudig zijn en eenvoudig fraai.


Oplosklassement:

EricL                                   7 punten
EricV                                   4 punten
Joop                                     3 punten
      Albert, Henk, Joke, Fred      2 punten