barend ubbinkweg

barend ubbinkweg

Probleem 16


Het allermooiste is natuurlijk winnen door stikmat. Bijna net zo mooi vind ik het om straal verloren te staan en jezelf dan, door een sluwe combinatie, pat te zetten.

Ik kan me voorstellen dat Marshall zich moet hebben doodgelachen, toen hij in zijn partij tegen McClure (New York 1923) deze stelling remise wist te houden.





Zwart heeft een Toren meer. Wat kan Wit hier tegenoverstellen? Een vrijpion op h7 die er
op elk moment afgehakt kan worden ( en eraf gehakt moet worden, want h8D+ is mat).  
Winst zit er niet in voor Wit. Remise dan?  
Wat dat betreft geeft de positie van de witte Koning een aanknopingspunt. Om in te zien dat die na b5 niet meer zetten kan, hoef je Marshall niet te zijn. De vraag wordt nu: hoe kom ik van mijn Toren en pion h7 af?  Het antwoord hierop luidt natuurlijk: door ze te offeren en wel zo dat die offers niet kunnen worden afgewezen. 
Rest de vraag: in welke volgorde doen we dat. 

Omdat 1. h8D+, Txh8; 2. Th6, Tg8; niet dwingend is, wordt duidelijk dat de Toren er het eerst af moet. 1. Th6, Txh6; 2. h8D+, Txh8; 3. b5 en het is pat.

Dit was de oplossing die door vrijwel iedereen werd ingeleverd, behalve door Paul.
Die had een variant die niet op pat berustte, maar op een dolle Toren. Nu is het ontegenzeggelijk groot feest als je daarmee remise in de wacht weet te slepen, maar helaas, dat zit er hier niet in. Volgens Paul bereik je ook remise met: 1 Txf7.
Maar dan zijn er drie mogelijkheden waarop je als Wit verliest.
  1. 1. Txf7, Te8; 2. Te7, Td8; 3. Txc7, Kb8;  en daarna wordt het een gewone pot waarin Wit op den duur mat gaat. Voor B en C geldt hetzelfde.
  2. 1. Txf7, Te8; 2. Tf8, Tb8; 3. Txb8, Kxb8; 4. b5, Kc8;
  3. 1. Txf7, Te8; 2. h8D+, Txh8; 3. b5, c5 

In het oplosklassement staat EricL nu één punt voor op Paul.

Probleem 15


Wit geeft mat.










We kijken eerst maar weer eens wat er aan de hand is.
De Koning van Zwart staat beroerd. Hij wordt alleen verdedigd door een paar pionnen en de witte velden in zijn omgeving zijn taboe. Hinderlijk is ook dat zijn eigen stukken een elegante vlucht in de weg staan.
Wit heeft al zijn stukken op richting zwarte Koning staan, maar drie daarvan worden aangevallen  en twee daarvan dreigen verloren te gaan. Er dient dus door Wit voortvarend opgetreden te worden. Als we inzien dat na 1. Dxh6+  Loper c3en Paard f6 de cipiers zijn en
Toren h3 de jager wordt die op alle witte velden schaak kan geven, dan is de oplossing geen probleem meer.
  1. Dxh6+, gxh6;  2. Txh6+, Kg7; 3. Th7+, Kf8; 4. Th8+, Kg7;  5. Tg8+ (drijft de Koning naar de h-lijn), Kh6 (alwaar hij opgevangen wordt door het miezerige pionnetje op g4); 6. g5#


Er werd dit keer een verheugend aantal goede oplossingen ingeleverd, maar EricL en Paul blijven vooralsnog  onbedreigd het klassement aanvoeren.

Probleem 14



Opgave: 
STOP DIE PION!!!!










Dit bleek een vrij eenvoudige opgave. Er zijn maar twee stukken die die pion van promotie af kunnen houden: de Toren en de Koning.  De Toren kan dat alleen als ie op de h-lijn kan komen. De Koning kan dat alleen maar als hij, voordat Zwart promoveert, op g7 kan komen en dat kan hij alleen maar als ie ergens een tempo weet te winnen.
Eerst dus de Toren naar de h-lijn. 1. .., Tc4+; 2. Kg5, 2. Th4, (Wit moet nu nemen, dus), 3. Kxh4, (en nu is de Koning binnen het bereik van pion h7 gekomen), 3. .., g5+;
4. Kxg5, Kg7.

Eric en Paul waren weer de enige die de oplossing schriftelijk inleverden, zodat hun onderlinge strijd onverminderd doorgaat.

Probleem 13


Zwart begint en wint.
Geef de eerste vijf zetten.










Verheugend was, bij degenen die zich met het oplossen van dit probleem bezighielden,
de snelheid waarmee men inzag waar het in deze stelling omdraaide: als alle stukken van het bord zijn, kan de pion op c2 doorwandelen. Met dit inzicht gewapend was de oplossing niet zo moeilijk meer, al moest men wel alert zijn op de goede volgorde van de zetten.

De weg naar de winst verliep dus zo:

1 .., Pg3+; 2. fxg3, Df6+; (en niet 2. .., Txe1+), 3. Df2, Txe1+ (en zeker niet 3. .., Dxf2!!) 4. Kxe1, Dxf2; 5. Kxf2, c2.