Wit begint en wint.
(E. Guttmann, 1935)
Waarom het in deze studie gaat, zal snel duidelijk
zijn. De Loper moet schaak geven, waarna het meteen mat is en de zwarte Toren moet
dat voorkomen.De mogelijkheden tot het geven van schaak zijn beperkt. Dat kan
via de diagonaal a1 – h8 of via a3. De Loper
moet dus naar een veld van waaruit hij zowel via a3 als via de diagonaal schaak
kan geven. Dat veld mag niet op dezelfde
rij als a3 liggen en kan dus niet b4 zijn, want Tf3 dekt de derde rij af.
Omdat 1. Lb4 verliest na 1. .., Tc7 en 1. Lc5 na 1.
.., Td7, ligt het voor de hand dat we beginnen met: 1. Ld6, Tf5; 2. Lb4 (dreigt
mat via a3 of c3, dus:) , Tf3; Nu
moet de Loper naar het veld van waaruit hij zaowel via a3 kan binnenvallen als
vanaf de diagonaal schaak en mat kan geven. Omdat Ld6 leidt tot de beginstand
en La3 tot Loperverlies, kijken we belangstellend naar 3.Lc5, Tf4. Deze matdreiging is nu afgeslagen, dan moet de andere
openliggen: 4. La3 en mat is
onafwendbaar. 4. .., Tb4; 5. L:b4, Lf3;
Lc3#
Oplosklassement:
1
t/m 2 Henk en Tony 2
punten
3
t/m 4 Joke en Joop 1 punt