Het
probleem van maandag 16 april 2015
Wit
begint
en maakt er met zijn vijfde zet mat van.
(Kasparian – Manvelian, Yerevan 1936)
Inzicht
in de tactische mogelijkheden die een stelling biedt berust niet alleen op je
eigen slimheid, maar vooral ook op patroonherkenning. Veel opgaven bekijken en
oplossen en weinig drinken, dus.
In
de stelling hierboven zit ook zo’n patroon. Kenmerkend, verraderlijk en
dodelijk, zijn de opstelling van de witte Loper en het witte Paard op resp. g2
en f3. De Loper kijkt door zijn Paard
heen naar alle velden op de diagonaal h1 – a8, waarop toevallig ook de Koning
van Zwart staat. Zou die koning op c6 staan, dan levert Pe5 een dubbelschaak op
en ontneemt de Koning het vluchtveld d7, zodat de Koning alleen nog naar voren,
naar c5 kan. Na Pd3+ raakt de Koning nog
verder van huis en komt op d4 terecht. Of we hem daar mat kunnen geven of niet
weten we als we goed visualiseren kunnen. Laten we het maar proberen. De Koning
moet dus naar c6: 1. Dxc6, Kxc6; 2.
Pe5+, Kc5; 3. Pd3+, Kd4; (nu
heeft de Koning als vluchtvelden alleen nog c3 en d3. Die sluiten we dus
af) 4.
Kd2!! En wat Zwart ook voor zet verzint, Kasparian speelt 5. c3# .