Probleem van 7 april 2014
uit: Bjorgquist – Timman, corr. 1971/2
Wit begint en Jan gaat er an (mat in 4)
Het patroon is duidelijk. Zwart
valt aan op de Damevleugel, Wit zoekt zijn heil op de Koningsvleugel. Timman
heeft een pion meer. Nadelig voor hem is die Loper op b7 die daar niets staat
te doen en ook zijn Toren op f8 is, in vergelijking met de actieve Toren van Wit op e5, niet echt een
geweldenaar. Verder valt op dat Paard f6 op dat veld moet blijven omdat het
anders mat in één is. En tot slot: voordat die pionnenmeerderheid verzilverd
kan worden, moet er nog flink wat geschoven worden.
Wit daarentegen is met vier
stukken in de aanval. De h-lijn ligt open, de zwarte Koning staat al aardig op
de tocht. Als Wit nu ook de g-lijn nog kan openbreken, is het al gauw mat.
Vanwege de penning van Paard f6 is dit een koud kunstje.
- Ph5 (dreigt mat op g7en forceert
toegang zoals we dat in Stap 3 noemen), gxh5; 2. Pe6 (dreigt
weer mat en maakt de weg vrij voor Te5-g5); fxe6; 3. Tg5+, Kf7; 4. Dg6 #.
En zo ging het in de partij en zo
is het het mooist en het principieelst en het siert Timman dat hij deze
combinatie toeliet. Natuurlijk had hij in plaats van 2. …, fxe6 ook Dxe6 of 2.
… Dxf2+, 3.Kxf2, Pg4+; kunnen spelen en nog even met de pest in kunnen
doormodderen. Maar als het dan toch moet, is het nobeler en waarschijnlijk ook
meer bevredigend om ten onder te gaan in
een kunstwerkje dat je samen gecreëerd hebt.