De stelling komt uit de partij:
F.Zimmerman – W. Hübner, West-Duitsland 1975/76
Klik hier voor de hele partij
Wit geeft mat in 4 zetten
Al gauw vallen twee dingen op aan de stelling van Zwart.
- Het Paard
op d7 kan niet spelen, omdat het na Td8 mat is.
- De zwarte
Koning heeft geen enkel vluchtveld.
Die hoeven we alleen maar schaak te geven en dan is het mat.
- Wat minder snel opvalt, is de positie van de witte Loper. Toch zou die vage herinneringen aan valletjes uit onze kinderjaren kunnen oproepen (het gekkenmat bv.)
Kijken
we naar de functie die de witte stukken uitoefenen, dan zijn Toren d1 en Pc6
‘de bewakers’ en zal het mat met behulp van Paard e4, Dame g3 en Loper
e2 gegeven moeten worden.
De eerste zet ligt voor de hand. 1. Dxe5, De6;
Wie zich nu voor de matzetting alleen concentreert
op Paard en Dame, komt niet verder. Wie zich het gekkenmat herinnert, zal zich
realiseren dat een van de obstakels voor het uitvoeren hiervan (Dh6) is
weggelokt. Nu moeten die pionnen op f7
en g7 nog uit elkaar worden gespeeld. Dat gaat dus zo:
2.
Pf6+, gxf6 (dat is één); 3. Dxe6+, fxe6(dat is twee); 4.
Lh5 mat
Het aardige aan deze ontknoping vind ik dat het
illustreert dat schaken eigenlijk niet zo moeilijk is, maar dat het ons denken
is dat het ingewikkeld maakt.