Het
probleem van 16 maart 2015
Tschigorin is aan zet en wint.
(Arnold – Tschigorin, simultaanpartij, Petersburg
1885)
Arnold
staat dan wel tweemaal een kwaliteit + een pion voor, maar zijn Torens staan
vooral de onderste rij te verdedigen.
Geef mij maar de stelling van Tschigorin. Vier stukken staan gericht op
een Koning die twee pionnen als directe beschermers heeft. De zwarte pionnen op
d3 en d4 geven rugdekking. Bij zo’n
overmacht ga je al snel aan mat denken. Bovendien kun je ervan uitgaan dat er
wel een stuk geofferd kan worden. Wie in het veen zit, ziet nu eenmaal niet op
een turfje. Maar wie moet de klos zijn?
Om
die vraag te beantwoorden kijken we nog eens naar de stelling. Dan moet het
opvallen dat dat pionnetje op g2 de belangrijkste verdediger is. Stond dat er
niet, dan zouden zowel
1.
Dh2+ en 1. Lf3+ al mat zijn. Dat pionnetje moet dus weg en liefst met schaak,
want anders krijgt Zwart een lange reeks schaakjes aan de broek en waarom zou
hij dat willen?
Eén
zet slechts voldoet aan deze voorwaarden: 1.
Dxg2+, Kxg2; . Schaak geven met het
Paard ligt niet voor de hand want dat moet het vluchtveld h2 blijven
bestrijken. Gelukkig staat er nog een pion op e4 die het slot van de combinatie
mogelijk maakt: 2. Lf3+, Kf1; 3. Ph2 #.
De
moraal van het verhaal: een stuk is vrij vaak een Dame.