barend ubbinkweg

barend ubbinkweg

Probleem 7 van 31 oktober 2016



(D.Korth – P. Osthoff, Duitsland 2007/8)

Zwart begint.








Zwart heeft vijf stukken op de Koning van Korth gericht, daar staat slechts één verdediger tegenover. Dat kan dus nooit goed aflopen voor Wit. Wat een aanval! De twee machtige Torens op de open g-lijn zien er al dreigend uit, maar dreigender nog zijn de drie lichte stukken in het centrum: de loper op c5 die een vluchtroute via g1 afsnijdt en vooral die Loper en dat Paard die zo sneaky op de diagonaal a8 – h1 staan. Je hoort het Paard al hinniken van plezier bij de gedachte aan een eventueel aftrekschaak. En dan heeft die Osthoff ook nog twee pionnetjes op f4 en h4 staan, die een vlucht naar voren onmogelijk maken. Kan  Korth hier iets tegenover stellen ? Nee. Aanvallend niets.  Wel kan hij zich nog verdedigen. Zou hij aan zet zijn, dan kan hij met Pg4 de g-lijn sluiten. Dan verliest hij op den duur ook wel, maar hij kan in ieder geval knokken voor zijn leven. Maar helaas, Zwart is aan zet en die weet heus wel dat er een standaardcombinatie in de stelling zit. Als die pion op g2 en de Loper op f1 van het bord zijn en de witte Koning op de diagonaal van de zwarte Loper komt, zijn de drie lichte stukken voldoende voor mat. Daar gaan we dan.
  1. .., T:g2+; 2. L:g2, T:g2+; 3. K:g2 (die staat nu waar we hem hebben willen en biedt zich aan voor een aftrekschaak. De vraag is nu waar moet het Paard heen. Omdat de Koning naar f1 kan en het Paard van Wit  met f3 het schaak kan opheffen, is er maar één veld van waaruit het Paard van Osthoff beide zetten kan voorkomen en dat is)
3. …, Pd2+; 4. Pf3, L:f3; 5. Kh2, Pf1# 


Oplosklassement:

1         Henk 4 punten
2         Tony 3 punten
3 t/m 5   Albert, Joop en Robbie 2 punten
6         Joke 1 punt