barend ubbinkweg

barend ubbinkweg

Probleem 9

Het probleem van afgelopen maandag werd niet al te moeilijk gevonden en naarmate de avond vorderde, zagen steeds meer leden het licht.

Dit was de stelling (Makov – Vazhenin, Novosibirsk 1976)

In deze stelling begint wit en geeft in 5 zetten mat. 
Als Zwart meewerkt kan het ook sneller, maar we gaan er vanuit dat ie vecht voor zijn leven.



Als we de stelling op ons gemak bekijken, valt ons op dat als Zwart aan zet zou zijn Wit de klos is. Wit moet dus dwingende zetten doen en de meest dwingende is natuurlijk het geven van schaak. Dat kan op twee manieren: met Td8 en met Dd8. De meeste oplossers bepaalden hun keuze via trial en error, Dat kan, bij het oplossen van problemen. Toch had je er ook via nadenken achter kunnen komen. Waarom er bij Wit een Loper op c3 staat, een Toren op h1 en een Dame op h3 is wel duidelijk, maar wat heeft die Toren op d6 voor nut?  Als we zien dat deze Toren niet alleen schaak kan geven, maar ook de zesde rij beheerst, zijn we een belangrijke stap verder. 1. Dd8, Kh7;  (1. …, Txd8; 2. Txd8+ en 3. Th8++) 2. Txh5+, gxh5;  3. Txh6+, Kxh6; 4. Df6+ en mat op de volgende zet.

Stand in het oplosklassement:

1.     Paul                                4 punten
2.     Eric L                              3 punten
3.     Joke, Joop, Albert           2 punten
6.     Fred, Emile, Chiel           1 punt

Probleem 8


Het probleem van afgelopen maandag kwam uit een partij die in 1977 in Leningrad  werd gespeeld tussen Karpov en Taimanov.



De opgave luidde:
Zwart aan zet wint veel materiaal of geeft mat in drie. Geef de eerste twee  zetten.


Vaak moet je als schaker de vraag beantwoorden wat je nou zo leuk vindt aan dat schaken.
Dat doe je dan zelden op zo’n manier dat degene aan wie je dat uitlegt, denkt: ‘Hé, dat schaken moet ik ook gaan doen.’ ’t Is onbegonnen werk. Waarom je vol schiet van een muziekstuk, niet kan slapen van een roman, moet duizelen bij een schilderij, het valt allemaal niet uit te leggen. Alleen bij medeliefhebbers lukt dat. Die hoef je meestal niet eens iets uit te leggen. Bij hen is een half woord voldoende: ‘Brahms, Gapriccio in F….. ,
Fado Lissabon  ……,  Golgotha van Munch….’.  En wij schakers kunnen vanaf nu op ons lijstje zetten: Karpov - Taimanov, Leningrad 1977. Want de oplossing gaat zo:

Wanneer je als amateur naar deze stelling kijkt, zul je niet direct aanknopingspunten vinden voor het uitdelen van de genadeklap. Gelukkig staan er niet veel stukken op het bord, dus kun je op je gemak per stuk bekijken wat ze voor mogelijkheden bieden. Dan blijk je met Dame- of Torenzetten niet veel verder te komen en mat in drie wordt het zeker niet. Zou het dan van het Paard moeten komen? Pg3+ lijkt wel een zet. Als Zwart dan antwoordt met Dxg3, verliest Zwart in ieder geval veel materiaal en er wordt ook met mat via de onderste rij gedreigd. Maar Zwart hoeft niet met de Dame te slaan, gewoon hxg3 kan ook, toch?  Het geniale van Taimanov is dus dat ie ziet dat dat niet kan.
  1. …, Pg3; 2. hxg3, 2. Ta8!!  En hier gaf Karpov op, want Th8++ is niet tegen te houden.
In stap 3 leer je hoe je mat kan bereiken door ‘het forceren van toegang’. Hier zien we een hogeschoolvoorbeeld.  Prachtig!. Maar hoe kun je iemand duidelijk maken dat je zou willen gaan juichen als je ziet dat iemand een stuk terugzet?